"De helft van mijn klasgenoten is vertrokken, een meerderheid is hoogleraar geworden, voornamelijk in Amerika. Wij die logger waren hebben ons gedeisd gehouden - gaat het zus niet, dan misschien zo wel, laten we een cultuur verbreiden en versterken waarin de geest van de vrijheid zich verhullen kan en beschutting vindt. Laten we de stad en het land leren kennen als we er toch al in opgesloten zitten! Dwang kan tot intensiteit leiden.
(...)
Ik had begrepen dat de mensen het in het Westen vaker over geld hadden. Dat onderwerp interesseerde me, vergeleken bij andere, niet overmatig. Ik was niet kieskeurig of veeleisend, in de mensa smaakten gekookte spruitjes me en ook een stuk brood met een glas melk. Sedert mijn studententijd kleed ik me op dezelfde manier, het zou gewaagd zijn om mezelf een dandy te noemen.
(...)
Ik ben hier in 1956 [ ten tijde van de Hongaarse Opstand, red.] niet weggegaan, elke keer dat ik de gelegenheid had om weg te gaan ben ik gebleven, ben ik aan en tafel gaan zitten en heb iets geschreven. (...) Ik ben wat moeizaam, een schrijver moet geen gekke sprongen maken, ik ben de grens niet over gegaan, ben gebleven, al wist ik dat de donkere stolp van werkelijkheid en nachtmerrie zich nog datzelfde jaar boven me zou sluiten. Onder de stolp keek de beklemming in de spiegel. Je moet leren onder één dak te wonen met de beklemming om te voorkomen dat die de baas in huis zou worden. Na 1957 prikte niemand zijn op papier gezette denkbeelden meer met punaises aan een boomstam. De geest draaide zich naar de muur toe en trok de dekens over zijn oren.
(...)
Het was een feest om in de oceaan van geleuter een solide eiland aan te treffen. In de jaren van de censuur was lezen een vlucht, een elke avond weerkerende emigratie, een tijdelijke opschorting van de valse verhalen die de woning binnendrongen. (...) Met behulp van de literatuur kunnen we streng zijn tegenover onze medemensen, maar als we leren lezen kunnen we hun ook vergeven, ons zelfs in het verlustigen. Sedert mijn gymnasiumtijd stel ik me voor dat de mensheid in stand gehouden wordt door een aanhoudende conversatie tussen dicht geschreven teksten.
(...)
Mijn post werd gecensureerd, maar doorgestuurd, mijn telefoon en mijn kamer werden afgeluisterd. Mijn bezoekers waren daar allemaal op bedacht, als er dus iemand kwam die nog een baan had, dan vertelde die tamelijk saaie dingen, want hij richtte zijn woorden tot de afluistermicrofoon en het improviseren van humor deed dit imaginaire oor geen goed. Ze waren bezorgd als ze samen met mij gehoord werden: het loutere feit van dit bezoek kon al als een medeplichtigheidsverhouding worden gezien.
Als inleiders op vergaderingen noemden partij-officials mij en mijn vriendenkring bij herhaling vijanden. Voor het huis stonden zich van tijd tot tijd twee mannen te vervelen, een dikke en een magere, ze liepen wat te eten. Het besef dat ik afgeluisterd werd hinderde me niet echt. Ik zei wat ik te zeggen had, maar er waren dingen die mijn vrienden en ik niet hardop uitspraken. We schreven een paar woorden op een briefje en dat verbrandden we meteen. Ik hield er rekening mee dat ik tot het eind van mijn leven illegaal zou blijven.
(...)
In het Westen zou mij voor mijn geschriften geen huiszoeking in de vroege ochtend te wachten hebben gestaan. Ik troostte me ermee dat zonder gevaar het denken geen scherpte krijgt. Als je niet aangevallen kunt worden om je gelijk, dan heeft je gelijk geen gewicht."
Fragmenten uit Zonsverduistering van György Konrád, vertaald door Robert Kellerman (Amsterdam 2005), Respectievelijk: p. 123, 170, 173-174, 278, 281
De Hongaarse schrijver György Konrád (1933-2019) werd in Nederland wereldberoemd dankzij de televisiedocumentaire Over de schoonheid en de troost (Wim Kayzer, 1989). Konrád ontsnapte tijdens de Tweede Wereldoorlog ternauwernood aan de Jodenvervolging en raakte na de Hongaarse Opstand (1956) herhaaldelijk in conflict met de autoriteiten. Tot de val van het communisme was zijn werk in Hongarije verboden, schreef hij ondergronds en werd zijn werk enkel in het buitenland gepubliceerd.
Bron: Lezen & cetera van Pieter Steinz (Amsterdam 2006)

Comments