Onze Hongaarse tuin is groot in vergelijking met een tuin in België of Nederland. Er is een ‘voortuin’ met drie bomen en wat struiken en een veel grotere, glooiende ‘achtertuin’ met heel wat meer struiken en bomen, vooral pruimenbomen. Tijns droom: van die honderden - of duizenden? – pruimen die ’s zomers van de bomen vallen palinka maken of beter: láten maken. Want alleen al het rapen en verzamelen van die pruimen is een hels karwei.
Palinka is een traditionele fruitbrandewijn in Oost- en Centraal-Europa, uitgevonden in de middeleeuwen met roots in Hongarije. In Pécsvarad, een stadje even verderop, bevindt zich een pálinkabrouwerij, waar Tijn alvast aanklopte met de vraag of z’n pruimen er welkom zijn voor stokerij, brouwerij en wat dies meer zij (ik begrijp niéts van het hele proces). Igen, igen, igen, igen! Natuurlijk!
Een fles pruimenpalinka (Hongaars: szilva pálinka) kregen we jarenlang cadeau van onze Hongaarse beheerders, in de tijd dat zij voor het vakantiehuis én de tuin zorgden. “Het is wel héél veel werk, hoor. Jullie tuin maaien. Háááát (zo klinkt de Hongaarse zucht).” Nu we hier vaker zijn, vonden we dat we dit klusje zelf maar op moesten knappen: het ‘onderhoud’ van een grote tuin.
Maar waarom moést er überhaupt toch elke maand weer gemaaid worden? vroeg ik me al een tijdje intuïtief af. Het maakt een hoop lawaai. Het is zwaar en vervelend werk. En voor wié of wát moest al dat gras en struikgewas telkens – élke maand vanaf maart tot september – weggemaaid worden? Wie wordt daar eigenlijk beter van?
“Niémand”, zegt een goede vriendin, annex natuurliefhebber, aan de telefoon. “Juist niét maaien. Met jullie zeis (die hadden we al gekocht) maaien jullie enkel het gras waar je een zitplekje of wandelpaadje wil. Van de rest blijf je af.” Op die manier zou ik mijn tuin leren kennen zoals ik ‘m nooit had leren kennen. Tijdens dat telefoongesprek hoorde ik voor het eerst – ach, 20 jaar in een drukke stad - over het onderscheid tussen ‘rijke’ grond en ‘schrale’ grond.
De ‘rijke’ grond zou ik herkennen aan het gifgroene gras en de paardenbloemen. Zeer vruchtbare grond, ideale plaats voor het aanleggen van een moestuin. Op ‘schrale’ grond, die misschien niet zo interessant leek op het eerste gezicht, zou het meest gaan gebeuren. “Je gaat enorm veel nieuwe soorten planten en bloemen zien! Maak je foto’s? Ook ik ben benieuwd!”
Op de eerste foto’s die ik haar zou sturen, waren echter geen nieuwe plantensoorten, kleurrijke bloesems of eigenaardige insecten te zien. Wat dan wel? Een kater en een slang. Sinds een paar weken, al geruime tijd voor ‘maaimeiniet’, ligt er wel ’s een slang op de deurmat, één keer zelfs ín de keuken. Vergezeld door één van onze katers. “Wow, is dat een ringslang?” appt mijn vriendin. “Meer plantensoorten en bloemen, dus meer insectensoorten en kleine zoogdieren… en dus ook meer jagers. Je creëert een geweldig biotoopje daar!”
“Dat is een adder. Levensbedreigend voor je huisdieren” luidt één van de commentaren op m'n slangen-katerfoto’s op Facebook. Het is kenmerkend voor de rust die over me heen is gekomen sinds ik steeds méér op het Hongaarse platteland leef en steeds minder in de drukke stad: ik vroeg mij de afgelopen weken niet één keer af of de slangen die mijn katers vingen & deels verorberden ook giftig zouden kunnen zijn, en dus bedreigend voor onze katers - of voor ons.
“Ah, onze katten en katers vangen ook geregeld slangen”, vertelt onze buurman, die wel 15 katten en katers heeft, de volgende morgen. “Geen zorgen. De giftige soort komt hier niet voor.”
Dat is ... geweldig slangennieuws.
.
Comments