Klak. Tijn zet een kop koffie naast me op het nachtkastje.
“Het Russische leger is vanochtend Oekraïne binnen getrokken: vanuit het oosten, vanuit Wit-Rusland en vanuit de Krim. Sta op. Ik maak ontbijt. Pak jij de koffers?”
Vanuit het zuiden van Hongarije rijden we naar een andere uithoek van het land: naar Beregsurány, een dorp net voor de Oekraïense grens. Onderweg zien we twee Hongaarse legerjeeps richting Oekraïense grens rijden.
In het dorpje net voor de grens wachten een 20-tal Oekraïeners met rolkoffers bij een busstation. Onder hen veel Hongaarssprekende Oekraïens, de zogenaamde Trans-Karpatische Hongaren. Een vrouw met lange zwarte haren houdt een grijze knuffelbeer onder de arm.
Spreekt iemand van jullie Engels?
Ik…
Een lange jongeman in zwarte hoody loopt wat onzeker richting het autoraampje. Zodra hij merkt dat Tijn hem wat wil vragen als journalist, schudt hij het hoofd. Nerveus lurkt hij aan z’n e-sigaret en loopt weer naar het bushokje.
Bij de grensovergang wandelen de eerste Oekraïense vluchtelingen richting Hongarije. Af en toe met kleine kinderen aan de hand. Het wordt al donker en de temperatuur daalt tot het vriespunt. Oekraïeners verzamelen bij het grenscafé Határ Büfé. Taxibusjes rijden af en aan.
“Poetin is een waanzinnige… Dit is een catastrofe.” Een Oekraïense vijftigter gebaart dat hij graag zou willen spreken, maar dat het niet lukt: de emoties lopen te hoog op. Zijn telefoon rinkelt. Over twee uur wordt hij opgehaald door Hongaarse familie.
Even later brengt Tijn verslag uit.
In Beregsurány vinden we geen kamer meer. Alle hotels zitten vol met Oekraïeners op de vlucht en internationale journalisten.
Comments